Veel architectuurmethodes en referentiearchitecturen bevatten een of ander raamwerk. Een indeling in verschillende aandachtsgebieden bijvoorbeeld, vaak iets als bedrijf, informatie en techniek. Of een definitie van de verschillende soorten elementen waaruit een architectuur kan bestaan, zoals eisen, principes, processen, diensten, logische functies en gegevenselementen. Meestal een combinatie van beiden.
Zo’n raamwerk vergemakkelijkt het werk van een architect. Het helpt bijvoorbeeld discussies te structureren door telkens de nadruk te leggen op één duidelijk gedefinieerd perspectief. Een raamwerk helpt doelen, randvoorwaarden en oplossingen uit elkaar te halen. Mits goed gebruikt, kan een raamwerk helpen om de consistentie van het geheel te bewaken.
Raamwerken hebben ook een gevaar in zich. Het is moeilijk weerstand bieden aan de neiging om alle onderdelen in te vullen, om te beginnen linksboven in het raamwerk en pas te stoppen als je rechtsonder aangekomen bent en onderweg ieder vlakje volledig ingekleurd hebt. Dat is dan ook precies wat er in architectuurtrajecten te vaak gebeurt. Het raamwerk is een doel op zich geworden.
Dat is niet alleen verspilling van tijd, geld en intelligentie, het zorgt er ook voor dat veel belanghebbenden afhaken. Zij moeten input leveren over iets dat op dat moment helemaal geen issue is en geen waarde toevoegt, terwijl datgene waar ze naar op zoek zijn – een richtinggevend principe op een bepaald vlak, een keuze voor een bepaalde technologie – nog (lang) niet op de agenda staat.
Architectuur gaat altijd om essentie, zelden om compleetheid. Werk uit waaraan behoefte is, tot een niveau dat waarde toevoegt.