Een plaat is een proces

Als ICT-architecten praten over het maken van visualisaties voor bestuurders, duurt het niet lang voor de term ‘Nijntjeplaatje’ valt. Dit vanuit de arrogante veronderstelling dat bestuurders de complexiteit van ICT niet kunnen doorgronden.

Het klopt dat bestuurders en ICT-architecten elkaar vaak niet begrijpen. Daar zijn allerlei oorzaken voor, maar niet dat bestuurders geen complexiteit aan kunnen. Als er complexe zaken te bespreken of te besluiten zijn, dan doet een Nijntjeplaatje daar geen recht aan. Sterker, oversimplificatie is een recept voor onvrede en zelfs mislukking verderop in het traject. Een architectuurvisualisatie kan en mag best complex zijn – anders dan bij Dick Bruna bestaat het publiek niet uit peuters. Zolang die complexiteit maar voortkomt uit de dagelijkse praktijk van het publiek en niet uit de gekozen visualisatie, de daarvoor gebruikte methodiek en bijbehorende beeldtaal. De plaat moet de essentie laten zien van de problematiek en dat begrijpen bestuurders zeker.

Succesvolle, complexe visualisaties vragen een samenwerkingsproces tussen de opsteller en belanghebbenden. De waarde van zo’n samenwerkingsproces kan niet overschat worden. In discussies ontstaat zicht op de belangrijke concepten, de cruciale verbanden en daarbij passende visualisaties. Tussentijdse schetsen zorgen ervoor dat iedereen het eindresultaat mee ziet ontstaan en ook kan herkennen. Dat vraagt inspanning en tijd van architect én betrokkenen. Bovenal vraagt het een rechte rug in tijden dat oneliners en ongenuanceerde quotes populairder zijn dan een complexe boodschap.

Het principe van weinig principes

Principes vormen een krachtig instrument om keuzes vast te leggen en uit te dragen. Ze stellen anderen in staat om te toetsen of hun eigen gedrag in lijn is met de richting die de organisatie op wil en om zich zo nodig aan te passen. Architectuur gaat bij uitstek over het maken van fundamentele keuzes die richting geven aan het werk van anderen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat principes een populair instrument zijn onder architecten.

In de praktijk wordt het instrument van principes vaak te losjes gebruikt. Er worden veel te veel principes opgesteld die nauwelijks richting geven, niet inspireren en al helemaal niet te handhaven zijn. Dat wordt vaak opgelost door de spelregel ‘pas toe of leg uit’ in te voeren: het geeft niet als een principe niet gevolgd wordt, zolang maar duidelijk is waarom niet. Dat is dodelijk voor de geloofwaardigheid van de architect.

Een echt principe is altijd geldig. Zo rijden we in Nederland aan de rechterkant van de weg en is diefstal verboden. Architectuurprincipes moeten ook dergelijke fundamentele geldigheid hebben. Als er één principe straffeloos met voeten kan worden getreden, boeten alle andere ook in aan kracht.  Stel daarom alleen principes in die ook echt gehandhaafd gaan worden. Meestal zijn dat er niet veel, een handvol misschien. Hoe krachtiger het gereedschap is, hoe zorgvuldiger men ermee om moet gaan.

Vormgeving doet ertoe

ICT’ers in het algemeen – en ICT-architecten in het bijzonder – zijn van de inhoud. Van de rationele argumenten, van de uitgewerkte analyse, van de modellen en visualisaties. Architectuurmethodieken en -talen zijn daar veelal een afspiegeling van, met veel aandacht voor correctheid, volledigheid en consistentie. Daar is niets mis mee. Sterker: het is vaak cruciaal, vooral voor de realisatie.

Niet-ICT-ers laten zulke modellen veelal links liggen. Ze zijn niet aantrekkelijk, moeilijk te begrijpen en de nuances van een architectuurtaal zijn aan hen niet besteed. Zodra het publiek breder is dan alleen ICT-architecten, is het belangrijk om anders met vormgeving om te gaan. Laat je niet leiden door de beperkingen van een formele taal, maar kies een vorm die effectief is.

Een mooie plaat wordt meer bekeken dan een technisch correcte weergave. Het vrijer omgaan met vorm kan een plaat ook begrijpelijker maken. Een kader met het woord ‘justitiabele’ is voor velen minder duidelijk dan een illustratie van een boef. Iets dat groot en centraal geplaatst wordt, is belangrijker dan kleinere zaken aan de rand. Een slordige, schetsmatige weergave laat zien dat er ruimte is voor discussie: het is nog niet af. Een blokje met drie puntjes (…) drukt uit dat er meer van dit soort dingen zijn en dat het niet uitmaakt welke precies.

Mensen geven onbewust betekenis aan zulke elementen. Daar kun je gebruik van maken om fraaie, begrijpelijke visualisaties te maken.

Dit is geen pleidooi voor mooi vormgegeven, inhoudsloze platen, maar wel voor het belang van smaak en creativiteit bij het maken van een goede architectuurvisualisatie. Een belangrijke boodschap verdient een effectieve vorm.

Ceci n’est pas…

ICT-trajecten hebben baat bij een gedeeld beeld tussen de betrokken partijen – figuurlijk, maar ook letterlijk. Een goede visualisatie drukt dat beeld uit in relevante concepten die alle betrokkenen begrijpen.

Die relevante concepten variëren per geval. Soms gaat het om processen, soms om systemen of servers. Soms gaat het om heel specifieke zaken, zoals de ‘brandweer- en ambulancekolom’ of ‘het risico op botsingen tussen treinen’. Zulke situatie-afhankelijke concepten zijn cruciaal voor een gedeeld beeld over het nu en de toekomst. In een visualisatie moet de weergave van zo’n concept dan ook voor zichzelf spreken. Als ‘boef’ een relevant concept is, dan moet er ook een boef op de plaat staan en niet een rechthoekje met een cilindersymbool en het woord ‘boef’ erin.

ICT-architecten gebruiken vaak architectuurtalen om zulke visualisaties te maken. Belanghebbenden moeten meegaan in de concepten, abstracties en verbanden die uit het conceptueel raamwerk en meta-model van zo’n taal volgen. De vraag lijkt niet langer: ‘Hoe ziet ons bedrijf eruit?’, maar: ‘Uit welke bedrijfsfuncties en bedrijfsobjecten is onze dienstverlening aan externe actoren opgebouwd?’.

Platen waarbij de methodiek de boventoon voert, ook in de weergave, missen hun doel. Bij een begrijpelijke plaat vraagt niemand zich af wat het achterliggende meta-model is en of dat wel consequent is gevolgd. Dat doen alleen architecten. Overigens: iedere goede plaat, juist óók een begrijpelijke, heeft wel degelijk een onderliggend meta-model dat consistent is toegepast. Het is alleen bijna nooit hetzelfde en beperkt zich zeker niet tot de traditionele blokken en pijltjes.

ICT-architecten mogen onderling best in architectentaal praten, als dat helpt. Maar niet met anderen. Dat wat essentieel is in de belevingswereld van de verschillende belanghebbenden vormt de basis voor een effectieve visualisatie. De vormgeving wordt daarbij zo goed mogelijk op die belevingswereld afgestemd. Een plaat heeft pas zin, als hij begrepen wordt.